* Deze pagina is mede tot stand gekomen met tekst van Ton Kooyman uit de WekoWijzer en valt onder verantwoording van Peter.

ARTIKEL 46 Bijlage voorbeelden


Terug naar geopende artikel

Voorbeelden

  1. Onvolledige aanduiding kaart in dummy.
    Spelverdeling
    Kwestb.:
    Soort:
     B854
     10963
     52
     A32
     
     H93
     HB72
     6
     HVB64
    N
    W      O
    Z
     AV76
     V84
     873
     1098
       102
     A5
     AHVB1094
     75
     
    Zuid speelt 3SA en West komt uit met H.
    De leider neemt op tafel met het aas en zegt; "De 2". Blinde pakt nu 2 om te spelen en Oost 10.
    Leider kijkt verbaast naar Oost en zegt: "Geen ruitens?" en dan blijkt het misverstand. Leider bedoelde 2.

    Afhandeling:
    Leider noemt de hoogte van de kaart niet de kleur ( onvolledige aanduiding). Gedacht kan worden aan Art46.B3a waarbij de blinde de kleur geacht wordt te vervolgen waarmee de slag is gemaakt indien er een kaart van deze hoogte aanwezig is.
    Het is iedere bridger duidelijk dat het nooit de bedoeling van leider zal zijn om de klaveren te vervolgen.
    Het kopje van Art.46B brengt de oplossing. De bedoeling van de leider is onomstotelijk namelijk 2 spelen.
    Oost mag zijn kaart zonder rechtzetting terug nemen, maar het bezit ervan is wel OI voor de leider.

  2. Het zelfde voorbeeld als in 1.
    Zuid speelt weer 3SA en West komt uit met H.
    De leider neemt op tafel met het aas en zegt nu; "een klavertje". Blinde pakt nu 2 om te spelen en Oost 10.
    Leider kijkt verbaast naar Oost en zegt: "Geen ruitens?" en dan blijkt het misverstand. Leider bedoelde 2.

    Afhandeling:
    "eenklavertje" is een onvolledige aanduiding. Gedacht kan worden aan art.46B2
    Echter ook hier moet tot de conclusie worden gekomen dat de leider onomstotelijk een kaart wil spelen.

  3. De hoogte is door leider genoemd.
    Spelverdeling
    Deler:Noord
    Kwestb.:Alle
    Soort:Paren
     V962
     HV
     864
     HVB3
     
     105
     A10832
     B752
     92
    N
    W      O
    Z
     83
     9654
     AV10
     A764
       AHB74
     B7
     H93
     1085
     
    Bieding
    West
    --
    pas
    pas
    Noord
    pas

    --
    Oost
    pas
    pas
    --
    Zuid

    pas
    --

    Zuid speelt 4.
    Slag één: West komt uit met 9, Noord 3, voor A van Oost en Zuid de 5.
    Slag twee: Oost terug met 4, Zuid 8, West 2 en de leider laat Noord de slag nemen met B.
    Derde slag: Leider zegt: "De Vrouw".
    Noord vraagt: "Welke Vrouw?
    Zuid: "Schoppen Vrouw natuurlijk".
    Daarmee zijn OW niet mee eens.

    Afhandeling:
    Bij het voorspelen wordt de leider geacht de kleur te vervolgen waarmee de blinde de voorafgaande slag gemaakt heeft indien er een kaart van de aangegeven hoogte in de kleur aanwezig is. Dus V. Is Art. 46B3a.
    Echter tenzij de bedoeling van de leider onomstotelijk vaststaat. Aanhef Art.46.
    De WL zal doormiddel van vragen moeten vaststellen welke regel moet worden toegepast.
    Heeft leider direct en overtuigend geantwoordd op de vraag van Noord?
    Logisch lijkt in dit geval dat de leider troef gaat trekken.
    Er is geen zinnige rede te verzinnen dat de leider V zou willen spelen
    Conclusie zal zijn dat V bedoeld wordt.

  4. Onvolledige of foutieve benaming kaart in blinde door leider.

    Situatie:
    Blinde aan slag, leider zegt "hartenboer".
    Wat moet blinde spelen als:
    1. er geen harten kaart in blinde ligt?
    2. er wel harten kaarten liggen maar geen boer?

    Afhandeling:
    In beide gevallen noemt leider een kaart die niet in blinde aanwezig is, de aanduiding is ongeldig. Leider mag elke reglementaire kaart kiezen. Art.46B4.

    Opmerking:
    Let wel, dit geldt alleen als de leider zowel kleur als hoogte noemt. Als de aanduiding onvolledig is bijvoorbeeld "harten", of "de boer" dan wordt het een stuk ingewikkelder.
    In het eerste geval leider duidt de kleur aan maar niet de hoogte dan wordt hij geacht de laagste van de aangegeven kleur te hebben genoemd. Art.46B2
    In het tweede geval leider duidt de hoogte van de kaart aan maar niet de kleur dan zijn er twee mogelijkheden, Art 46B3:
    1. Ligt er een boer in blinde in de kleur waarmee blinde de voorafgaande slag heeft gemaakt. Dan geldt die kaart. Voorbeeld: leider is een vrije kleur uit blinde aan het afspelen. Als hij na hartenheer en hartenvrouw dan "de boer" zegt bedoelt hij natuurlijk hartenboer.
    2. In alle andere gevallen moet de leider aangeven welke boer hij bedoelt als er twee of meer boeren in blinde liggen.
    Ligt er geen boer in blinde dan mag de leider weer elke reglementaire kaart kiezen. Art.46B4.

  5. De leider speelt 4 en wint slag 4 in zijn hand. In de dummy ligt nog:
    Deler:
    Kwestb.:
    Soort:
     HB985
     V8
     A7
     ---
     
    Hij speelt 3 uit zijn hand en vraagt om de B.
    Nadat hij deze slag gewonnen heeft,zegt hij "de vrouw" en de dummy neemt V op. Wat geërgerd zegt de leider nu: "nee, troef vrouw natuurlijk".
    Na "die heb ik niet" ontdekt de leider dat hij H voor de vrouw aanzag en hij roept de wedstrijdleider.
    Afhandeling:
    Leider noemt de hoogte van de kaart niet de kleur. Gedacht kan worden aan art.46B3b. Leider noemt alleen de hoogte (de vrouw) er ligt maar één vrouw dus harten V wordt gevraagd. Het is duidelijk (geërgerd) dat het nooit de bedoeling van leider zal zijn om met harten te vervolgen.
    Het kopje van art.46B brengt de oplossing "tenzij de andere bedoeling van de leider onomstotelijk vaststaat".
    Alles wijst erop dat de leider een kaart wilde spelen die er niet lag en nooit de bedoeling had V te spelen. Dan is art.46B4 van toepassing.
    Leider mag daarom elke reglementaire kaart kiezen om te spelen.